Intervisiemethode voor teams

intervisiemethode

Kies de juiste intervisiemethode

Een intervisiemethode is een methode voor het begeleiden van intervisie met collega’s. Op deze pagina vind je een beschrijving van doel, werkwijze en toepassingsmogelijkheden van de volgende intervisiemethoden: Bliksemintervise, Verdiepte bliksemintervisie, Incidentmethode, Brillen van Elton John, Quick scan, Socratische intervisie en Methode van Raguse.

“De vraag verdiepen levert meer op dan een antwoord” – Bastiaan van Meeteren

Groepen collega’s die zelfstandig willen leren met en van elkaar kunnen een intervisie groep starten. Het is verstandig eerst een aantal supervisie bijeenkomsten te organiseren, onder begeleiding van een supervisor. Deze maakt je wegwijs in het houden van succesvolle intervisies. Intervisie levert een bijdrage aan de volgende kennisprocessen:

  • Vergroten van probleemoplossend vermogen;
  • Ontwikkeling van reflectieve vaardigheden;
  • Ontwikkeling van communicatieve vaardigheden.

Bliksemintervisie

Een intervisiemethode waarbij de vraaginbrenger binnen 10/15 minuten op een gestructureerde wijze adviezen ontvangt over praktijkvragen.

Doel

  • Verschillende oplossingen formuleren.
  • Snelle en doeltreffende focus op een praktijksituatie.
  • Iemand kan snel zijn verhaal doen.

Werkwijze

  • Doornemen van de procedure en afspreken wie de tijd en het proces gaat bewaken;
  • De inbrenger licht zijn praktijksituatie in 5 minuten toe, in korte en krachtige beschrijvingen. De beschrijving is zo concreet mogelijk, zodat men een goed beeld krijgt van de situatie en met name de rol van de inbrenger zelf. De beschrijving eindigt met een heldere open vraag van de inbrenger die hij beantwoord wil hebben;
  • De anderen noteren al tijdens het vertellen van de situatie al hun invallen. Dit kunnen associaties zijn, beelden, ideeën, en mogelijk zelfs tips, adviezen, oplossingen e.d;
  • Er is twee minuten stilte voor iedereen om het geheel te overdenken en een aantal adviezen voor deze inbrenger en deze situatie zo scherp mogelijk te formuleren;
  • De deelnemers lezen één voor één hun mogelijk relevante invallen en hun concrete adviezen voor. Terwijl er voorgelezen wordt, kunnen de andere deelnemers weer op nieuwe ideeën gebracht worden. Deze noteren zij dan eveneens;
  • De inbrenger ontvangt alle aantekeningenblaadjes en gaat niet in discussie over de adviezen. Hij neemt hieruit voor zichzelf mee wat hij in zijn situatie kan gebruiken. Eventueel kan de inbrenger een punt noemen wat hem heeft getroffen in wat hij heeft gehoord.

Toepassing

  • Tijdsduur: 10/15 minuten.
  • Materialen: evt. flap-overs en stiften of bord.
  • Grootte van de groep: 8 – 12 personen.
  • Door iedereen toe te passen intervisiemethode.

Verdiepte bliksemintervisie

Een intervisievariant waarbij men binnen 20 minuten op een gestructureerde wijze adviezen ontvangt over praktijkvragen en ook achter “de vraag achter de vraag” kan komen.

Doel

  • “De vraag achter de vraag’ achterhalen;
  • Snelle en doeltreffende focus op een praktijksituatie;
  • Eigen gedachten over een situatie verhelderen.

Werkwijze

  • Doornemen van de procedure en afspreken wie de tijd en het proces gaat bewaken;
  • De inbrenger licht zijn praktijksituatie in 5 minuten toe, in korte en krachtige beschrijvingen. De beschrijving is zo concreet mogelijk, zodat men een goed beeld krijgt van de situatie en met name de rol van de inbrenger zelf in deze. De beschrijving eindigt ZONDER een heldere vraag van de inbrenger;
  • De anderen noteren al tijdens het vertellen van de situatie al hun invallen. Dit kunnen associaties zijn, beelden, ideeën, en mogelijk zelfs tips, adviezen, oplossingen en dergelijke;
  • De deelnemers geven, op basis wat tot dan toe door de inbrenger is verteld, aan wat volgens hem of haar de vraag is die de inbrenger heeft. Deze vragen worden opgeschreven op een flap;
  • De inbrenger noemt de vraag die het meest overeenkomt met de vraag die hij nu wil stellen;
  • Er is twee minuten stilte voor iedereen om het geheel te overdenken en een aantal adviezen voor deze inbrenger over de gekozen vraag en deze situatie zo scherp mogelijk te formuleren;
  • De deelnemers lezen één voor één hun mogelijk relevante invallen en hun concrete adviezen voor. Terwijl er voorgelezen wordt, kunnen de andere deelnemers weer op nieuwe ideeën gebracht worden. Deze noteren zij dan eveneens;
  • De inbrenger ontvangt alle aantekeningenblaadjes en gaat niet in discussie over de adviezen. Hij neemt hieruit mee  wat hij in zijn situatie kan gebruiken. Eventueel kan de inbrenger een punt noemen wat hem heeft getroffen in wat hij heeft gehoord.

Toepassing

  • Tijdsduur: 20 minuten.
  • Materialen: evt. flap-overs en stiften of bord.
  • Grootte van de groep: 8 – 12 personen.
  • Door iedereen toe te passen intervisiemethode.

Incidentmethode

Deze intervisiemethode helpt een groep om d.m.v. een gestructureerde intervisiemethode doelmatig en effectief aan een ingewikkeld probleem c.q. gebeurtenis te werken. De gebeurtenis kan verwijzen naar verleden, heden of toekomst.

Doel

  • Verdiepen in een werkprobleem;
  • Verplaatsen in mening van een ander;
  • Verschillende oplossingen formuleren;
  • Deskundigheidsbevordering;
  • Bevorderen samenwerking en teamvorming.

Werkwijze

De procesbegeleider leidt en bewaakt structuur en tijd. De vraaginbrenger geeft vooraf aan waar hij behoefte aan heeft.

  • Procedure en keuze van de casus – 10 minuten;
  • Schetsen van gekozen casus – 2 minuten;
  • Noteren van open vragen om informatie – 5 minuten;
  • Informatieronde – 15 minuten;
  • Analyse van de situatie (deelnemers) – 10 minuten;
  • Wat is de vraag achter de vraag? – 10 minuten;
  • Welke analyse past het meest? (inbrenger) – 5 minuten;
  • Suggesties n.a.v. gekozen analyse – 10 minuten;
  • Wat gaat de inbrenger doen /evaluatie – 10 minuten.

Toepassing

  • Tijdsduur: minimaal 60 min.
  • Materialen: flap-overs, stiften of bord.
  • Grootte van de groep: 5-20 personen.
  • Door iedereen toe te passen intervisiemethode.

Brillen van Elton John

Deze intervisiemethode is erop gericht om een vraagstuk vanuit meerdere optieken te bekijken (door verschillende ‘brillen’) en om je eens te verplaatsen in de rol van een ander. Je probeert een thema te verkennen vanuit de positie van alle betrokkenen binnen de casus, bijvoorbeeld vanuit de positie van je gesprekspartners.

Doel

  • nagaan welke standpunten de verschillende betrokkenen hebben over een bepaald vraagstuk;
  • lastige onderwerpen genuanceerd bespreken met betrokkenen;
  • betrokkenen bij een probleem uitdagen;
  • nieuwe oplossingsrichtingen verkennen voor een steeds terugkerend vraagstuk.

Werkwijze

  • Bepaal procedure en keuze van casus;
  • Met elkaar inventariseer je de mogelijke brillen: de functionarissen/groepen die direct of indirect bij het onderwerp betrokken kunnen zijn (interne klant, opdrachtgever, teamgenoot);
  • De brillen worden verdeeld over de aanwezigen (waarbij iedereen een andere rol krijgt dan zijn/haar eigen rol). Iedereen moet echt zijn/haar rol spelen en wordt niet ‘afgerekend’ op hetgeen hij vanuit die rol zegt;
  • Zet de centrale probleemstelling op een flip-over en vraag alle betrokkenen met hun bril naar dit vraagstuk te kijken en vanuit deze bril te antwoorden;
  • Inventariseer meningen, zorgen en kansen vanuit elke rol. Zet de zorgen in een vak met -/- erboven, de kansen in een vak met +/+ erboven.
  • Stap allemaal uit je rol en ga gezamenlijk na hoe zorgen en valkuilen omgezet zouden kunnen worden in kansen en mogelijkheden (hoe worden minnen plussen)?
  • Formuleer op basis hiervan een aantal oplossingsrichtingen.
  • Breng vervolgens een prioritering aan in de oplossingen , iedereen mag 4x prioriteren.
  • Vat samen welke oplossing de meeste stemmen heeft gekregen en ga na hoe deze oplossing gerealiseerd kan worden.
  • Ieder gaat terug in de rol die hij had met de bril van de ander op, en geeft aan hoe hij tegen de oplossing en kansen aankijkt en welk gevoel dat geeft.
  • Ieder zet de bril weer af en geeft aan hoe de werkvorm is ervaren (heeft de bril nieuwe inzichten opgeleverd?).

Toepassing

  • Tijdsduur: minimaal 60 min.
  • Materialen: flap-overs, stiften of bord.
  • Grootte van de groep: 6 – 10 personen.
  • Door iedereen toe te passen intervisiemethode.
  • Enige kennis van de groepsleden.

Quickscan

Deze intervisiemethode maakt het mogelijk om in vrij korte tijd werksituaties te bespreken en hierop te reflecteren. Zes reflectievragen worden één voor één aan de inbrenger van een situatie gesteld.

Doel

  • de situatie te verhelderen en ervan te leren;
  • een snelle en doeltreffende reflectie op werksituaties te beogen;
  • deelnemers ruimte te geven om hun verhaal te doen.

Werkwijze

  • Bepaal procedure en keuze van casus;
  • Een van de deelnemers brengt een praktijksituatie in. Alleen hetgeen de anderen moeten weten om de situatie te begrijpen is in dit stadium relevant. Zowel een situatie met een slechte als met een goede afloop is geschikt;
  • Stel de zes reflectievragen:
    • Wat wilde je bereiken? (Doel scherp voor ogen krijgen);
    • Had je succes? Hoe weet je dat? (Welke criteria hanteer je?);
    • Heb je een verklaring voor je succes/ geen succes? (Oorzaak van de situatie herleiden);
    • Wat ging goed? Wat houd je vast? (Breder inzetten van wat al goed gaat);
    • Wat doe je een volgende keer anders? (Benoem ontwikkelpunten positief);
    • Wat heb je geleerd over je eigen denken/leren.
  • Vraag door op vage antwoorden. Ook door het samenvatten van antwoorden en het benoemen van emoties nodig je de ander uit meer te vertellen.
  • Sluit af met de vraag wat de inbrenger ervan vond. Eventueel kunnen ook de anderen reageren. Vraag de inbrenger dan wel of hij dit op prijs stelt.

Toepassing

  • Tijdsduur: min. 20 minuten.
  • Grootte van de groep: 8-12 personen.
  • Voor wanneer je beperkt bent in tijd en middelen.

Socratische intervisie

De Socratische intervisie is een gestructureerde intervisiemethode, die aan strakke regels is gebonden. Zij werkt voornamelijk met open vragen, gericht op verheldering van het probleem. Zij sluit uit bij de belevingswereld van de casusinbrenger (in de huid van de casusinbrenger kruipen). Deze intervisiemethode zorgt voor aandacht voor de casusinbrenger.

Doel

  • Verdieping van het probleem van de inbrenger;
  • Inleven en verplaatsen in de ander;
  • Formuleren van verschillende oplossingen of verheldering bij een actueel (werk)probleem.

Werkwijze

  • Bepaal procedure en keuze van casus;
  • Degene die de casus inbrengt, vertelt zijn/haar verhaal en legt het probleem voor aan de andere deelnemers;
  • De deelnemers stellen ieder max. drie open vragen. De casusinbrenger noteert de vragen. De procesbegeleider let op dat er geen suggestieve vragen gesteld worden;
  • Nadat alle vragen zijn gesteld, volgen de antwoorden. De anderen luisteren;
  • De inbrenger typeert de vragen met warm, koud of neutraal. Warm betekent dat de vraag een eye-opener is. Een ‘koude’ vraag doet de inbrenger niets. Een ‘neutrale’ roept geen nieuwe inzichten op;
  • Indien gewenst volgt er een tweede ronde open vragen en (directe) antwoorden;
  • De luisteraars herformuleren het in de eerste stap gestelde probleem alsof het hun eigen probleem is door bijvoorbeeld te beginnen met: “Mijn probleem is…”;
  • De inbrenger typeert de problemen als warm, koud of neutraal;
  • De inbrenger herformuleert het in de eerste stap gestelde probleem op basis van de voorafgaande dialoog;
  • De inbrenger vertelt hoe hij/zij het probleem gaat aanpakken in het licht van de nieuwverworven inzichten. Hij/zij kan de andere deelnemers suggesties vragen voor het uit de weg ruimen van eventuele hobbels;

Iedereen krijgt evenveel spreektijd en degene die de casus inbrengt sluit het gesprek af met zijn mening. Consensus is niet het doel van het gesprek, wel inzicht in elkaars afwegingen en de keuzen die daaruit voortvloeien.

Toepassing

  • Tijdsduur: min. 60 minuten.
  • Materialen: flap-over, stiften of bord.
  • Grootte groep: 6-10 personen.
  • Enige ervaring als procesbegeleider gewenst, geen voorwaarde.
  • Probleem uit de werksituatie, waarin groepsleden zich kunnen verplaatsen.

Methode Raguse

Dit is een gestructureerde intervisiemethode voor het gezamenlijk begrijpen en doorwerken van een probleemsituatie van één individu. De deelnemers wordt gevraagd zich in te leven in de betrokken personen in die situatie, te beginnen bij diegenen die voor de probleeminbrenger het belangrijkst zijn, tot en met de probleeminbrenger zelf. Het element van identificatie wordt toegevoegd. Dit leidt tot het beleven en uitspreken van onbewuste achtergronden en werpt een nieuw licht op het probleem. De intervisiemethode valt of staat met de mate van veiligheid die in de leergroep aanwezig is.

Doel

  • Zicht krijgen op onbewuste achtergronden bij moeilijke situaties in het team;
  • Herkennen, doorleven en uiten van eigen gevoelens en die van een ander;
  • Zicht krijgen op eigen waarnemingen, denkprocessen, weerstanden en projecties;
  • Elkaar beter leren kennen.

De begeleider biedt duidelijke structuur aan door procesbegeleider te zijn en storingen voorrang te geven. Hij biedt respect voor ieders individuele vrijheid, zelfstandigheid en onderlinge afhankelijkheid. Het gespreksmateriaal (thema) wordt per fase op een grotere afstand gereflecteerd.

Werkwijze

  • Toegangsfase: de inbrenger vertelt een probleemsituatie of situatie waarbij ook wordt verwoord wat op dit moment persoonlijk als het moeilijkst wordt ervaren.
  • De anderen laten het verhaal op zich inwerken, concentreren zich op de inhoud van het verhaal en hoe de inbrenger dit brengt.
  • Belangrijk zijn de intuïtieve reacties die het verhaal bij hen oproept. Elke deelnemer noemt één woord of één zin uit het verhaal dat er voor zijn gevoel uitspringt. Dit gebeurt intuïtief; geen toelichting.
  • De inbrenger luistert alleen.
  • De deelnemers stellen informatieve vragen aan de inbrenger totdat ze genoeg weten voor de volgende stap.
  • Actiefase (belangrijkste fase vanwege de identificatie): de deelnemers spreken (vermoedelijke) gedachten en gevoelens uit van de belangrijkste personages uit de casus:
  • Stel vast wie (naast de inbrenger) de belangrijkste personages zijn.
  • De personages passeren een voor een de revue. De inbrenger als laatste. De deelnemers krijgen steeds even tijd zich in het personage te verplaatsen.
  • Vervolgens zeggen ze welke gedachten en gevoelens bij hen opkomen. Ze spreken deze uit in de ik – vorm.
  • De deelnemers vullen elkaar aan totdat het op is. De inbrenger luistert alleen.
  • Na elk personage mag de inbrenger kort zeggen wat er voor hem/haar uitsprong. Geen discussie.
  • Fase van cognitieve bewerking en hernieuwde oriëntatie; De inbrenger geeft aan hoe hij/zij nu tegen het probleem aankijkt.
  • De deelnemers noteren tips voor de inbrenger.
  • De deelnemers noemen hun tips om de beurt.
  • De inbrenger luistert alleen.
  • De inbrenger zegt welke tips hem/haar het meeste aanspreken
  • Nabespreking: korte discussie over de voor- en nadelen van de diverse tips. Slot: de inbrenger vertelt wat het gesprek haar heeft opgeleverd.

Toepassing

  • Tijdsduur: 2-4 uur.
  • Materialen: niet van toepassing.
  • Grootte groep: 6-12 personen.
  • Toepassen bij groepsklimaat van vertrouwen in elkaar.
  • Enige ervaring als procesbegeleider gewenst, geen voorwaarde.