Intervisie voor teams

intervisie

Intervisie met collega’s

Intervisie is een methode om met collega’s te leren van vraagstukken en successen uit de dagelijkse praktijk om zo te komen tot effectiever gedrag en functioneren. Je komt op gezette tijden bij elkaar in een vaste of wisselende groep van 5 tot 8 personen. Er is één begeleider die het leer- en communicatieproces van de individuen in de groep faciliteert. Bij intervisie is dit iemand uit de groep. Er zijn meerdere intervisie methoden waar je gebruik van kunt maken. Het is echter wel verstandig om de eerste sessies in de vorm van supervisie onder begeleiding van een supervisor te doen, zodat de groep kan wennen aan het proces en de collega intervisiebegeleider kan leren van de supervisor.

1e intervisie bijeenkomst

Het is van belang tijdens de eerste bijeenkomst een aantal praktische zaken te regelen:

  • Tijd & kennismaking;
  • Doelen & verwachtingen;
  • Planning;
  • Aanwezigheid & commitment;
  • Rol van de intervisie (proces)begeleider en deelnemers;
  • Intervisiemethoden;
  • Spreek af welke methodiek gehanteerd gaat worden. Laat daarbij de ruimte bestaan om methodieken af te stemmen op de doelen en de praktijksituatie;
  • Evalueren;
  • Start de volgende bijeenkomst met een terugblik.

Probleemonderzoek

Het verzamelen van problemen kan op verschillende manieren worden aangepakt. Het formuleren van het werkprobleem kan aan het begin van de bijeenkomst worden gedaan, door bijvoorbeeld een korte stilte in te lassen. Beter nog is vooraf nadenken over het probleem en schriftelijk vastleggen en inbrengen. Of beide! Je kunt verschillende problemen op een flap-over laten zetten; de groepsleden kunnen aankruisen met welk probleem ze aan de slag willen gaan. De probleemformulering moet kort en helder geformuleerd zijn, in ik-vorm en in maximaal 5 zinnen.

Probleemformulering

Je kunt het beste werken met een casus die recent, concreet, kort en bondig is geformuleerd. De casusinbrenger verbindt open vragen aan de cases waarover hij advies en tips wenst te ontvangen van collega’s.

Keuzes, keuzes, keuzes

Aan de keuze van de procesbegeleider en de casus zijn criteria verbonden:

  • impact: hoe zwaar weegt het probleem voor iemand;
  • herkenbaarheid: in hoeverre speelt de situatie voor meerdere deelnemers;
  • urgentie: hoe belangrijk is het dat er snel een oplossing wordt gevonden;
  • beurtverdeling: wie is er eerlijkheidshalve ‘aan de beurt’.

De keuze moet een bewuste zijn, ieder licht zijn motivatie van keuze toe.

Vragen stellen

Binnen intervisie worden aan de casusinbrenger vragen gesteld. De vragen verduidelijken de casus en geeft de casusinbrenger een (nieuwe) denkrichting. Er zijn verschillende soorten vragen binnen intervisie, zoals open vragen, gesloten vragen (suggestief, uitsluiten of checken) en multiple choice vragen (vermijden).

Een vraag kan gesteld worden op verschillende niveaus:

  • cognitief/verstandelijk: feiten hoe, wat precies;
  • procedureel: wat moest eerst, wat mocht wel, etc.;
  • interactie: hoe keken mensen, verbaal, non-verbaal, reacties;
  • gevoelsniveau: wat beleefde je, hoe voelde je je erbij?
  • handelingsniveau: wat deed je op dat moment precies?

De vragen wie, wat, wie, waar, wanneer, waartoe geven vaak duidelijkheid. Wees zuinig met de hoe-vraag en vermijd de waarom-vraag. Die roept al snel ter verantwoording en kan een oordeel in zich hebben. Vragen naar concretiseringen en voorbeelden werken vaak verhelderend. Aandacht voor spontane waarnemingen van non-verbale reacties/signalen (stemvolume, toon, gebaren, etc.), woorden die niet met non-verbaal gedrag te rijmen zijn, helpen de vraaginbrenger. Het is belangrijk dat we luisteren in plaats van denken over de ander. Bij het denken over de anderen i.p.v. luisteren verliezen we het contact. Neem de tijd om een antwoord te laten inwerken.

De deelnemers gaan doorvragen op:

  • niet gespecificeerde woorden of zinsdelen: er, het, situatie, gevoel, niet gelukkig, soms, hier en daar;
  • generalisaties als: altijd, nooit, iemand, studenten, de groep;
  • weggelaten woorden of zinsdelen: ik moet wel, van wie? waarom?;
  • betekenis van vervormingen: onlogische opmerkingen of beeldspraak;
  • vage of overtollige bijwoorden en werkwoorden: natuurlijk, misschien, zou kunnen, dat voel ik zo.

Feedback geven binnen intervisie

Feedback geef je alleen op het gedrag van de probleeminbrenger dat gezien wordt in de groep, objectief weergegeven. Jouw feedback aan de ander gaat over jouw eigen gevoelens t.o.v. het gedrag dat je ziet. Het wordt constructief gebracht kan van belang zijn voor inzicht en verandering (verantwoordelijkheid voor gevoelens bij jezelf leggen). Feedback bevat geen interpretaties, wordt op het juiste tijdstip gegeven, in de ik-vorm en gericht op specifiek, concreet en veranderbaar gedrag.